In memoriam Rector Jan Beenakker
Midden in de zomer, als de Academie bij gebrek aan studenten en beleidsmakers nadenkt en uitrust, is dr. Joannes Joseph Maria Beenakker, emeritus hoogleraar in de experimentele natuurkunde en bijna zes jaar lang (1/09/1985 -1/03/1991) Rector Magnificus van onze Universiteit, heengegaan - de engelen achterna richting Paradijs, zoals wij zongen in de mis van requiem, die voorafging aan zijn begrafenis. Het moment had hij niet zelf gekozen, dat deed een razendsnel slopende kwaal. Maar het paste wel bij hem om zo stilletjes te vertrekken, zonder enige andere ophef dan het als in marmer gebeeldhouwde afscheidsritueel van zijn rooms-katholieke kerk.
De vlag wapperde halfstok in de toren van het Academiegebouw, want wij namen afscheid van een Rector, van een professor dus, die als eerste onder zijns gelijken ons vaandel heeft gedragen. Over die professor, de fysicus in hart en nieren, moet ik hier zwijgen. Ik begrijp maar heel weinig van natuurkunde en juist van Jan Beenakker heb ik geleerd, dat fysici met die onkunde best kunnen leven, mits zij zichzelf niet etaleert door praatjes te verkopen.
Over Rector Beenakker valt des te meer te zeggen. Maar ook dat moet kort en bondig, wil het deze Rector recht doen. Hij was zelf een man van weinig woorden; als hij andermans rhetoriek al kon waarderen, dan altijd met het voorbehoud, dat er niet meer gezegd mocht worden dan te verantwoorden valt. Zijn favoriete repliek in gesprek of debat begon steevast met "Nee, maar...". Zijn snelle inzicht in de vele doodlopende wegen van het academisch bedrijf - vrucht van een onderzoeksloopbaan, waarin het besef vooropstond, dat hypotheses aardige dingen zijn, maar dat experimenten tijd en geld kosten - bracht hem er toe, emotie en ratio, persoon en zaak scherp te scheiden en daarbij kon hij kortaf en zelfs een beetje nors worden. Je moest wel een paar keer echt tot de Rector doorgedrongen zijn, voordat je begreep, dat je niet met een IJzeren Hein te maken had, maar met een bewogen en betrokken mens, die uit vrije wil onder de tucht leefde van een naar zijn opvatting bij het ambt passende discipline.
Hoeveel spanning dat gaf, was te zien ter gelegenheid van een hoogtepunt in Jan Beenakkers rectorale bestaan, toen hij zijn zoon Carlo in de Senaatskamer mocht verwelkomen als collega. De vele verdiensten van de nieuwe hoogleraar werden door de Rector aan de Senaat gemeld met een onderkoelde objectiviteit, die de indruk wekte, alsof hij voorlas uit een niet geheel betrouwbaar personeelsdossier van een hem tot dan toe totaal onbekende. De Pedel verscheen, de Rector liep om de groene tafel heen, passeerde de nieuwbenoemde en voegde hem de rituele vraag toe - "Wilt U mij volgen?". Toen draaide hij zich plotseling om en trok het dasje van zijn zoon recht en strak, want dat was enigszins afgezakt.
Ook om andere redenen was Beenakkers rectoraat een periode vol spanningen. Achteraf kun je vaststellen, dat het toen overal rommelde. De financiering van de Universiteiten begon vast te lopen en Leiden, dat gedwongen ontslagen steeds had proberen te voorkomen, had daar het meeste last van. De organisatie van het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, die na het oproer van de zeventiger jaren en de nasleep van TVC en SKG-operaties tamelijk stabiel was gebleven, was op gespannen voet komen te staan met de verlangens van de politiek. De idee van de onderzoeksschool werd geboren, bedoeld om de concurrentiekracht van Nederlands beste onderzoek te vergroten. Maar omdat niemand aan geboortebeperking dacht, werd deze gedachte de inzet van een genadeloze prestigeslag tussen instellingen en schoten de scholen i.o. als paddestoelen uit de grond. Rector Beenakker voorzag deze erosie en organiseerde een symposion te Leiden, om de voors en tegens tegen het licht te houden. Hijzelf kwam daar gematigd achteruitstrevend uit en stak zijn skepsis niet onder stoelen of banken. Hij werkte alleen mee, als de meerwaarde van zo'n school kon worden aangetoond. Het maakte Leiden opnieuw kwetsbaar, maar het paste bij het kwaliteitsbesef van Leiden en bij dat van Rector Beenakker, die erop vertrouwde, dat het bolwerk der vrijheid zich die kwetsbaarheid op de lange duur zou kunnen veroorloven.
Immers, hij kende zijn Alma Mater door en door en hij hield van haar, ook en juist als zij zich kwetsbaar toonde. Dat verschafte hem ook buiten de kring van de natuurkunde een groot gezag en dwong respect af buiten de deur, bijvoorbeeld in het Nederlands Rectoren College, zoals bleek bij zijn afscheid op de Dies van 1991.
Van hem werd op die dag gezegd: "Hij spaarde zichzelf niet en was trouw in alles." In Beenakkers broodnuchtere vertaling zou die lof zo hebben moeten luiden, dat hij netjes op de winkel had gepast. Maar die middenstandersmetafoor kon ik en kan ik hem, nu wij hem moeten missen, niet gunnen. Daarvoor was zijn visie te scherp, zijn zorg te diep, zijn toewijding te groot. Een uitnemend soldaat van Minerva is gevallen. Hij was al meer dan zeven jaar geen Rector Magnificus meer - maar wie Leiden echt kent, kan nog steeds constateren, dat zijn werken hem navolgen.
Lammert Leertouwer
verschenen in MARE, 3 september 1998.
...here is an Obituary in English...
Herinneringen aan het rectoraat van Beenakker, opgetekend door oud-decaan Gerrit van Dijk.
Herinneringen van collega Jo Hermans.